Zie “Formules aanmaken en bewerken met behulp van de muis en het toetsenbord” op
pagina 141 voor informatie over het toevoegen van celverwijzingen aan formules. Zie
“Onderscheid maken tussen absolute en relatieve celverwijzingen” op pagina 142 voor
informatie over absolute en relatieve celverwijzingen. Deze zijn van belang bij het
kopiëren en verplaatsen van formules.
Formules aanmaken en bewerken met behulp van de muis en het
toetsenbord
U kunt celverwijzingen in een formule typen of ze invoegen met behulp van de muis
of toetscombinaties.
Manieren om celverwijzingen in te voegen:
Om een celverwijzing op te geven met behulp van het toetsenbord, plaatst u het
m
invoegpunt in de formule-editor of formulebalk en gaat u op een van de volgende
manieren te werk:
Om naar één cel te verwijzen, drukt u op de Option-toets en gebruikt u vervolgens
Â
de pijltoetsen om de gewenste cel te selecteren.
Om naar een bereik van cellen te verwijzen, selecteert u de eerste cel van het
Â
gewenste bereik en houdt u vervolgens Shift + Option ingedrukt totdat u de laatste
cel van het gewenste bereik hebt geselecteerd.
Om naar cellen in een andere tabel op een ander of hetzelfde werkblad te
Â
verwijzen, selecteert u eerst de gewenste tabel. Hiertoe drukt u op Option +
Command + Page Down om vooruit door de tabellen te navigeren of op Option +
Command + Page Up om achteruit door de tabellen te navigeren. Vervolgens kunt u
een van de twee bovengenoemde technieken gebruiken om een of meer cellen in
de tabel te selecteren.
Om de absolute en relatieve kenmerken van een celverwijzing op te geven nadat u
Â
deze hebt ingevoegd, klikt u op de ingevoegde verwijzing en drukt u op Command
+ K om de verschillende opties te tonen. Zie “Onderscheid maken tussen absolute
en relatieve celverwijzingen” op pagina 142 voor meer informatie.
Om een celverwijzing op te geven met behulp van de muis, plaatst u het invoegpunt
m
in de formule-editor of formulebalk en doet u het volgende in de tabel van de
formulecel of in een andere tabel op hetzelfde of een ander werkblad:
Om naar één cel te verwijzen, klikt u op de gewenste cel.
Â
Om naar alle cellen in een kolom of rij te verwijzen, klikt u op de verwijzingslabel
Â
van de kolom of rij.
Om naar een bereik van cellen te verwijzen, klikt u op een cel in het gewenste
Â
bereik en sleept u naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts om het
celbereik aan te passen.
Om de absolute en relatieve kenmerken van een celverwijzing op te geven nadat u
Â
deze hebt ingevoegd, klikt u op de ingevoegde verwijzing, klikt u op het driehoekje
ernaast en kiest u een optie uit het venstermenu. Zie “Onderscheid maken tussen
absolute en relatieve celverwijzingen” op pagina 142 voor meer informatie.
De ingevoegde celverwijzingen worden aangeduid met namen in plaats van
verwijzingslabels als het aankruisvak 'Gebruik namen van koptekstcellen als
verwijzingen' is ingeschakeld in het paneel 'Algemeen' van de Numbers-voorkeuren.
Om een celverwijzing te typen, plaatst u het invoegpunt in de formule-editor of
m
formulebalk en voegt u de celverwijzing toe in een van de notaties die worden
beschreven in “Naar cellen verwijzen in formules” op pagina 139.
Wanneer u een celverwijzing typt die de naam van een koptekstcel, tabel of
werkblad bevat, verschijnt nadat u drie tekens hebt getypt een lijst met suggesties.
Dit gebeurt alleen als de getypte tekens overeenkomen met een of meer namen in
het werkblad. U kunt een keuze maken uit de lijst of doorgaan met typen. Als u de
suggesties van namen wilt uitschakelen, kiest u 'Numbers' > 'Voorkeuren' en schakelt
u het aankruisvak 'Gebruik namen van koptekstcellen als verwijzingen' in het paneel
'Algemeen' uit.