Standaardkenmerken voor tekstvakken en vormen instellen
Aan de hand van de standaardkenmerken van tekstvakken en vormen bepaalt u de
vulling, lijnen, schaduw en de mate van ondoorzichtigheid ervan wanneer deze voor
het eerst op een werkblad worden ingevoegd. De standaardkenmerken bepalen ook
de weergave van tekst die u in vakken of vormen plaatst.
Standaardtekstvakken en -tekstvormen instellen:
1
Voeg de objecten aan een werkblad toe.
Klik hiervoor op de knop 'Tekstvak' in de knoppenbalk om een tekstvak toe te voegen.
Klik vervolgens op de knop 'Vorm' in de knoppenbalk en kies een vorm.
2
Om kenmerken in te stellen voor tekst in het tekstvak of de vorm, selecteert u het
object, typt u de tekst en stelt u de tekstkenmerken in.
274
Hoofdstuk 12
Uw eigen spreadsheetsjablonen in Numbers ontwerpen
Hoofdstuk 12
Uw eigen spreadsheetsjablonen in Numbers ontwerpen
275
Zie “De grootte en vormgeving van tekst bepalen” op pagina 184 voor instructies.
3
Om objectkenmerken in te stellen, selecteert u het tekstvak of de vorm en volgt
u de instructies in “Objecten bewerken en ordenen en het uiterlijk van objecten
wijzigen” op pagina 237.
4
Bewaar het tekstvak en de vorm als standaardobjecten.
Om het tekstvak te bewaren, selecteert u het en kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' >
'Definieer standaardstijl voor tekstvak'.
Om de vorm te bewaren, selecteert u deze en kiest u 'Opmaak' > 'Geavanceerd' >
'Definieer standaardstijl voor vorm'.
5
Verwijder het tekstvak en de vorm in het werkblad.